Eigenschap:Definitie (nl)

Kennismodel
:
Type eigenschap
:
Tekst
Deze datatypespecificatie wordt genegeerd; de specificatie uit de externe vocabulaire krijgt voorrang.
Geldige waarden
:
Meerdere waarden toegestaan
:
Nee
Weergave op formulieren
:
Tekstvak
Initiële waarde
:
Verplicht veld
:
Nee
Toelichting op formulier
:
Een begrip kan een formele definitie (Nederlangstalig) hebben. Deze wordt waar mogelijk overgenomen uit een officiële publicatie. (skos:definition)
Subeigenschap van
:
Geïmporteerd uit
:
Formatteerfunctie externe URI
:

Klik op de button om een nieuwe eigenschap te maken:


Showing 250 pages using this property.
(
Weg onder maaiveldniveau (o.a. bakconstructie, folieconstructies, weg tussen keerwanden of damwanden, etc.).  +
A
Brugdeel dat aansluit op de hoofdoverspanning.  +
Het gedeelte van een aanleginrichting dat als brug wordt gebruikt, moet als beweegbare brug worden beschouwd. De rest valt onder de categorie Nat kunstwerk.  +
N.D. Joustra, R.P.N. Pater (TU Delft)  +
Deel 1-12: Aanvullende regels voor de uitbreiding van EN 1993 voor staalsoorten tot en met S 700  +
Aanvullingen op NEN-EN 1990 + NB; Algemeen  +
Aanvullingen op de Eurocodes en overige ontwerprichtlijnen  +
Tunnel bestaande uit geprefabriceerde elementen, die in drijvende toestand worden verplaatst en in een vooraf gebaggerde sleuf worden afgezonken.  +
Deel 1-1: Algemeen – Gemeenschappelijke regels en regels voor gebouwen  +
Deel 1-2: Algemeen – Ontwerp en berekening van constructies bij brand  +
Deel 1-2: Algemene belastingen – Belasting bij brand  +
Deel 1-6: Algemene belastingen – Belastingen tijdens uitvoering  +
Deel 1-7: Algemene belastingen – Buitengewone belastingen: stootbelastingen en ontploffingen  +
Deel 1-3: Algemene belastingen – Sneeuwbelasting  +
Deel 1-5: Algemene belastingen – Thermische belasting  +
Deel 1-1: Algemene belastingen – Volumieke gewichten, eigengewicht en opgelegde belastingen voor gebouwen  +
Deel 1-4: Algemene belastingen – Windbelasting  +
Deel 1: Algemene regels  +
Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen  +
Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen  +
Deel 2: Algemene regels en regels voor staal-betonnen bruggen  +
Deel 1-4: Algemene regels – Aanvullende regels voor corrosievaste staalsoorten  +
Deel 1-3: Algemene regels – Aanvullende regels voor koudgevormde dunwandige profielen en platen  +
Deel 1-2: Algemene regels – Ontwerp en berekening van constructies bij brand  +
Deel 1-2: Algemene regels – Ontwerp en berekening van constructies bij brand  +
Deel 1-2: Algemene regels – Ontwerp en berekening van constructies bij brand  +
Deel 1-6: Algemene regels – Sterkte en stabiliteit van schaalconstructies  +
Deel 1: Algemene regels, seismische belastingen en regels voor gebouwen  +
Kunstwerk waarmee een watergang door een bakvormige constructie over een weg, een spoorweg, een andere watergang, een leiding of een terrein wordt geleid.  +
Asfalt op brugdekken, kunststofslijtlagen en hydrofoberen  +
B
Zie ook onder “Beweegbare brug”. Beweegbare brug waarbij val en staartstuk in elkaars verlengde liggen en het geheel draait om een vaste horizontale as.  +
Eurocode 1: Belastingen op constructies  +
De waarschijnlijkheid dat de vereiste functie op een gegeven willekeurig moment kan worden uitgevoerd onder gegeven omstandigheden.  +
This European Standard is a part of a series of standards, details of this series are given in EN ISO 15607:2003, annex A. This standard specifies how a preliminary welding procedure specification is qualified based on pre-production welding tests. The principles of this standard may be applied to other welding processes. This standard is applicable to arc welding, gas welding, beam welding, resistance welding, stud welding and friction welding of metallic materials. The use of this standard can be restricted by an application standard or specification.  +
Best Practices ontwerp betonnen bruggen en viaducten  +
Deel 2: Betonnen bruggen  +
Betonnen bruggen – overige regels waarin Eurocode 2 niet voorziet  +
De waarschijnlijkheid dat de vereiste functie wordt uitgevoerd onder gegeven omstandigheden gedurende een bepaald tijdsinterval.  +
Civiel-bouwkundige constructie die onderdeel is van een weg bij een kruising met een waterweg, waarbij een deel van de constructie kan worden opengesteld voor passage van scheepvaart. De Beweegbare Brug is het deel van de overbrugging dat kan worden opengesteld voor passage van scheepvaart, inclusief de bijbehorende mechanische uitrusting. De rest van het object behoort tot een andere categorie (Brug of Nat Kunstwerk).  +
Beweegbare bruggen – overige regels waarin Eurocode 3 niet voorziet  +
Zie ook onder kunstwerknaam “Brug”. Brug waarbij de hoofddraagconstructie bestaat uit een belaste boog waarop het brugdek steunt door middel van kolommen, of waarbij het brugdek aan de boog is opgehangen door middel van hangers of trekstangen.  +
Ondergrondse tunnel die wordt samengesteld achter een boorinstallatie waarmee de grond aan de kop van de installatie wordt verwijderd.  +
Civiel-bouwkundige constructie die onderdeel is van een weg bij kruising met een andere weg, spoorweg, waterweg of een terreinverdieping.  +
Zie ook onder kunstwerknaam “Brug”. Gedeelte van een brug dat voor het kruisende verkeer geopend kan worden inclusief de daarvoor benodigde bewegingswerken.  +
Kunstwerk over een waterweg, watergang of waterloop, bestaande uit een brugdek gesteund door pijlers en/of landhoofden.  +
Brugopleggingen  +
C
CROW richtlijnen  +
CROW-CUR Aanbevelingen, publicaties en rapporten  +
CUR aanbevelingen en rapporten  +
W.J. Bouwmeester – van den Bos, E. Schlangen  +
prof. dr. R. Polder, dr. ir. G. van der Wegen, prof. dr. ir. K. van Breugel  +
Deel 1-5: Constructieve plaatvelden  +
D
Definitie kunstwerkcategorieën  +
Doelstelling  +
Zie ook onder “Beweegbare brug”. Om een verticale as draaibare brug.  +
Kunstwerk voor de waterhuishouding, bestaande uit een kokervormige constructie aangebracht onder een weg of spoorweg of in een dam.  +
De mate waarin het object beslag legt op schaarse hulpbronnen, zowel nu als in de toekomst (denk bv aan water, grondstoffen, energie, ruimte, etc.).  +
E
Wildwissel in de vorm van een viaduct voor passages van dieren over een weg of spoorweg.  +
Wildwissel in de vorm van een tunnel voor passages van dieren onder een weg of spoorweg.  +
Efectis Nederland<br />https://efectis.com/app/uploads/2020/09/Efectis_R0695_2020<br />_Fire_Testing_procedure_concrete_tunnel_linings.pdf  +
Eigen RWS richtlijnen  +
Eisen voor hydraulische bewegingswerken  +
De mate waarin rekening wordt gehouden met menselijke fysiologische en psychologische capaciteiten, beperkingen en behoeften in relatie tot de menselijke omgeving, in het bijzonder de werkplek, bij het ontwerpen en creëren van de ruimten, voorwerpen en systemen die door mensen worden gebruikt.  +
EN 1991-1-1 geeft een leidraad voor ontwerp en berekening en de belastingen voor het constructief ontwerp van gebouwen en civieltechnische werken, met inbegrip van enkele geotechnische aspecten, ten behoeve van de volgende onderwerpen: - volumieke gewichten van bouwmaterialen en opgeslagen materialen; - eigen gewicht van bouwwerken; -gebruiksbelastingen bij gebouwen.  +
De methoden die worden gegeven in dit deel 1-2 van EN 1991 zijn van toepassing op gebouwen, met een vuurlast die overeenkomt met het gebouw en het gebruik ervan.  +
EN 1991-1-3 geeft advies bij het bepalen van de waarde van belasting door sneeuw te gebruiken bij het constructieve ontwerp van gebouwen en civieltechnische werken.  +
EN 1991-1-4 geeft richtlijnen voor het bepalen van de natuurlijke windbelasting voor het constructief ontwerp van gebouwen en civieltechnische werken voor elk van de te beschouwen vlakken. Dit omvat de volledige constructie of delen van de constructie of elementen verbonden aan de constructie, bijvoorbeeld onderdelen, gevelbekledingen en hun bevestigingen, veiligheidskeringen en geluidschermen.  +
EN 1991-1-5 geeft beginselen en regels voor de berekening van de thermische belastingen op gebouwen, bruggen en andere constructies waarbij inbegrepen hun constructieve elementen. Beginselen nodig voor de bekleding en andere uitrustingen van gebouwen worden eveneens voorzien.  +
EN 1991-1-6 provides principles and general rules for the determination of actions which should be taken into account during the execution of buildings and civil engineering works. The following subjects are dealt with in this part of EN 1991. Section 1 : General Section 2 : Classification of actions Section 3: Design situations and limit states Section 4 : Representation of actions Annex A1 : Supplementary rules for buildings (normative) Annex A2 : Supplementary rules for bridges (normative) Annex B : Actions on structures during alteration, reconstruction or demolition (informative) (3) EN 1991-1-6 also gives rules for the determination of actions which may be used for the design of auxiliary construction works as defined in 1.5, needed for the execution of buildings and civil engineering works.  +
NEN-EN 1991-1-7+C1+A1 voorziet in strategieën en regels voor de bescherming van gebouwen en andere civieltechnische werken tegen bekende en onbekende buitengewone belastingen. NEN-EN 1991-1-7 legt nauwkeurig vast: - strategieën gebaseerd op bekende buitengewone belastingen; - strategieën gebaseerd op beperking van de mate van lokaal bezwijken. In NEN-EN 1991-1-7 worden de volgende onderwerpen behandeld: - definities en symbolen (hoofdstuk 1); - indeling van belastingen (hoofdstuk 2); - ontwerpsituaties (hoofdstuk 3); - stootbelastingen (hoofdstuk 4); - ontploffingen (hoofdstuk 5); - ontwerp voor de gevolgen van lokaal bezwijken van gebouwen door een onbekende oorzaak (informatieve bijlage A); - informatie voor risicoanalyse (informatieve bijlage B); - dynamische berekening voor stootbelastingen (informatieve bijlage C); - ontploffingen in bouwwerken (informatieve bijlage D). Regels voor stofontploffingen in silo’s zijn opgenomen in EN 1991-4. Regels voor stootbelastingen door voertuigen die op het brugdek rijden zijn opgenomen in EN 1991-2. Buitengewone belastingen veroorzaakt door buitenontploffingen, oorlog en terroristische aanslagen, of de resterende stabiliteit van gebouwen of andere civieltechnische werken die zijn beschadigd door bijvoorbeeld aardbevingsbelasting of brand zijn niet specifiek behandeld in EN 1991-1-7.  +
NEN-EN 1991-2+C1 stelt opgelegde belastingen (modellen en representatieve waarden) vast behorend bij wegverkeer, belastingen door voetgangers- en spoorwegverkeer met inbegrip van dynamische effecten en centrifugaal-, rem- en versnellingskrachten en belastingen voor buitengewone ontwerpsituaties, indien van toepassing.  +
Eurocode 2 is van toepassing op het ontwerp en de berekening van gebouwen en civieltechnische werken in ongewapend, gewapend en voorgespannen beton. De norm voldoet aan de beginselen en eisen ten aanzien van de veiligheid en bruikbaarheid van constructies, die de grondslagen vormen voor hun ontwerp en toetsing, zoals deze zijn gedefinieerd in EN 1990:Grondslagen van het constructief ontwerp.  +
Eurocode 2 is van toepassing op het ontwerp en de berekening van gebouwen en civieltechnische werken in beton. De norm voldoet aan de beginselen en eisen voor veiligheid en bruikbaarheid van constructies, waarvan de grondslagen van het ontwerp, de berekening en de toetsing gegeven zijn in EN 1990 - Grondslagen van het constructief ontwerp. Eurocode 2 heeft uitsluitend betrekking op de eisen ten aanzien van de weerstand, bruikbaarheid, duurzaamheid en brandwerendheid van betonconstructies. Andere eisen, bijvoorbeeld ten aanzien van de thermische isolatie of geluidsisolatie, zijn niet behandeld.  +
Deel 2 van Eurocode 2 geeft een grondslag voor het ontwerp en de berekening van bruggen en delen van bruggen in ongewapend, gewapend en voorgespannen beton, gemaakt met normale en lichte toeslagmaterialen.  +
Part 3 of EN 1992 covers additional rules to those in Part 1 for the design of structures constructed from plain or lightly reinforced concrete, reinforced concrete or prestressed concrete for the containment of liquids or granular solids. Principles and Application Rules are given in this Part for the design of those elements of structure which directly support the stored liquids or materials (i.e. the directly loaded walls of tanks, reservoirs or silos). Other elements which support these primary elements (for example, the tower structure which supports the tank in a water tower) should be designed according to the provisions of Part 1-1.  +
NEN-EN 1993-1-1 is van toepassing op het ontwerp en de berekening van gebouwen en civieltechnische werken in staal. Ze voldoet aan de beginselen en de eisen voor veiligheid en bruikbaarheid van constructies, waarvan de grondslagen van hun ontwerp en toetsing gegeven zijn in NEN-EN 1990 - Grondslagen van het constructief ontwerp.  +
NEN-EN 1993-1-2 geeft basisregels voor het ontwerp en de berekening van staalconstructies voor de buitengewone situatie van brand en is bedoeld te worden gebruikt samen met EN1993-1-1 en EN1991-1-2. EN 1993-1-2 behandelt uitsluitend de verschillen met of aanvullingen op het ontwerp en de berekening bij kamertemperatuur.(2) EN 1993-1-2 geeft uitsluitend basisregels voor passieve methoden voor brandbescherming.(3) EN 1993-1-2 is van toepassing op staalconstructies waarvan wordt verlangd dat deze hun dragende functie vervullen indien blootgesteld aan brand, zodat voortijdig bezwijken van de constructie wordt voorkomen.  +
EN 1993-1-3 gives design requirements for cold-formed thin gauge members and sheeting. It applies to cold-formed steel products made from coated or uncoated thin gauge hot or cold rolled sheet or strip, that have been cold-formed by such processes as cold-rolled forming or press-braking. It may also be used for the design of profiled steel sheeting for composite steel and concrete slabs at the construction stage, see EN 1994. The execution of steel structures made of cold-formed thin gauge members and sheeting is covered in EN 1090.  +
This Part 1.4 of EN 1993 gives supplementary provisions for the design of buildings and civil engineering works that extend and modify the application of EN 1993-1-1, EN 1993-1-3, EN 1993-1-5 and EN 1993-1-8 to austenitic, austenitic-ferritic and ferritic stainless steels.  +
EN 1993-1-5 geeft eisen voor het ontwerp en de berekening van verstijfde en niet-verstijfde plaatvelden onderhevig aan krachten in het vlak.  +
Dit deel van EN 1993 geeft ontwerp- en berekeningsmethoden voor het ontwerp en de berekening van verbindingen die zijn onderworpen aan overwegend statische belastingen waarbij gebruik is gemaakt van de staalsoorten S235, S275, S355 en S460.  +
EN 1990 stelt de beginselen van eisen van veiligheid, bruikbaarheid en duurzaamheid van constructies vast, omschrijft de grondslagen voor hun ontwerp, berekening en toetsing en geeft richtlijnen voor samenhangende aspecten van de constructieve betrouwbaarheid.  +
F
Tunnel voor passage van fietsers onder een weg of spoorweg. Passage ligt onder (grond)waterniveau.  +
Scherm langs wegen om de luchtkwaliteit van de omgeving te verbeteren.  +
Kunstwerk in de vorm van een viaduct dat deel uitmaakt van een verkeersbaan en waarmee een verkeerstroom over twee of meer ongelijkvloerse verkeersstromen wordt geleid.  +
Een folieconstructie is een kunstwerk waarbij in een ontgraving door middel van een folie een kunstmatige bodemafsluiting wordt gerealiseerd, die ten behoeve van de blijvende situatie in overeenstemming met de evenwichtstoestand wordt aangeaard.<br />De folie is hierin een dun, membraanvormig vloeistofdicht constructie-element. Het begrip membraanvormig wil zeggen, dat de folie zich in twee dimensies uitstrekt en geen noemenswaardige buigstijfheid bezit.  +
G
Geluidschermen – overige regels waarin Eurocode 2 niet voorziet  +
Civiel-bouwkundige constructie die onderdeel is van een weg met als doel de omgeving af te schermen tegen negatieve effecten van het gebruik van de weg.  +
Scherm langs wegen om het verkeerslawaai voor de omgeving te verminderen.  +
Geluidsschermen – overige regels waarin Eurocode 3 niet voorziet  +
Kunstwerk of installatie dat water transporteert door verpomping of op te schroeven.  +
Generieke eisen Electrotechnische installaties  +
Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp van constructies  +
In deze norm zijn NEN-EN 1997-1:2005, NEN-EN 1997-1:2005/C1:2009 en NEN-EN 1997-1:2005/A1:2013 en de nationale bijlage samengevoegd tot één document.  +
De mate van welzijn van personen die een relatie hebben tot het systeem. <br />Tot het aspect gezondheid worden geen zaken gerekend die onder het aspect veiligheid/ arbeidsveiligheid vallen.  +
Deel 2: Grondonderzoek en beproeving  +
Eurocode 0: Grondslagen van het constructief ontwerp  +
H
Centrum Ondergrond Bouwen www.handboektunnelbouw.nl  +
Zie ook onder kunstwerknaam “Brug”. Brug waarvan het brugdek door kabels of staven is opgehangen aan een of meer draagkabels.  +
Natuurlijke of aangelegde veilige ligplaats voor schepen die beschutting biedt tegen wind en golven.  +
Zie ook onder “Beweegbare brug”. Beweegbare brug waarbij een brugdeel rechtstandig verticaal langs heftorens wordt bewogen.  +
Hemelwaterafvoer  +
Deel 2: Houten bruggen  +
I
Inleiding  +
Inspectie- en onderhoudsvoorzieningen  +
K
Afscheiding van land en water met als doel bescherming van de oever, door middel van bijvoorbeeld beschoeiing, metselwerk of beton. Een kade kan daarnaast ook de functie hebben om schepen aan te leggen.  +
Kunststoffen als constructiemateriaal  +
Civiel-bouwkundige constructie  +
Kunstwerksoorten en –benamingen  +
L
www.rijkswaterstaat.nl  +
Leeswijzer  +
Scherm langs wegen om de luchtkwaliteit van de omgeving te verbeteren.  +
M
Deel 1-10: Materiaaltaaiheid en eigenschappen in de dikterichting  +
Informationsstelle Edelstahl Rostfrei  +
N
NEN normen  +
Eisen voor uitvoering: NEN-EN 1090-1 Constructieve delen van staal en aluminium – Deel 1: Eisen voor conformiteitsbeoordeling van dragende delen  +
Eisen voor uitvoering: NEN-EN 1090-2 Het vervaardigen van staal- en aluminiumconstructies – Deel 2: Technische eisen voor staalconstructies  +
NEN-EN 13670 Vervaardiging van betonconstructies  +
NEN-EN 206 + NEN 8005 Beton – Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit  +
NVN-CEN/TS 1992-4 Ontwerp en berekening van bevestigingsmiddelen voor gebruik in beton  +
Civiel-bouwkundige constructie die onderdeel is van een vaarweg of waterweg met als doel regulering van de waterstanden, passage van schepen, hoogwaterbescherming, kruising van waterwegen of afvoer van water.  +
Deze nationale bijlage legt de keuzes vast uit de in NEN-EN 1990+A1+A1/C2:2019 gegeven mogelijkheden en legt de voor Nederland geldende waarden vast voor de nationaal bepaalde parameters. Eveneens zijn aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met de norm zelf.  +
In deze nationale bijlage zijn de keuzes vastgelegd uit de in NEN-EN 1991-1-1+C1+C11:2019 gegeven mogelijkheden en zijn de voor Nederland geldende waarden voor de nationaal bepaalde parameters vastgelegd. Hiermee kan worden aangetoond dat een bouwwerk het niveau van constructieve veiligheid bereikt zoals vereist in de Nederlandse bouwregelgeving. In de nationale bijlage zijn ook aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met de norm zelf. Dit kunnen normteksten zijn, maar ook informatieve teksten (bijvoorbeeld opmerkingen, toelichtingen). De nationale bijlage legt ook - voor gebruik in Nederland - de status (normatief of informatief) vast van de informatieve bijlagen die deel uitmaken van de norm zelf.  +
In deze nationale bijlage zijn de keuzes vastgelegd uit de in NEN-EN 1991-1-2+C1:2011 gegeven mogelijkheden en zijn de voor Nederland geldende waarden voor de nationaal bepaalde parameters vastgelegd. Hiermee kan worden aangetoond dat een bouwwerk het niveau van constructieve veiligheid bereikt zoals vereist in de Nederlandse Bouwregelgeving. In de nationale bijlage zijn ook aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met de norm zelf. Dit kunnen normteksten zijn, maar ook informatieve teksten (bijvoorbeeld opmerkingen, toelichtingen). De nationale bijlage legt ook - voor gebruik in Nederland - de status (normatief of informatief) vast van de informatieve bijlagen die deel uitmaken van de norm zelf.  +
In deze nationale bijlage zijn de keuzes vastgelegd uit de in NEN-EN 1991-1-3+C1:2015 gegeven mogelijkheden en zijn de voor Nederland geldende waarden voor de nationaal bepaalde parameters vastgelegd. Hiermee kan worden aangetoond dat een bouwwerk het niveau van constructieve veiligheid bereikt zoals vereist in de Nederlandse bouwregelgeving. In de nationale bijlage zijn ook aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met de norm zelf. Dit kunnen normteksten zijn, maar ook informatieve teksten (bijvoorbeeld opmerkingen, toelichtingen). De nationale bijlage legt ook - voor gebruik in Nederland - de status (normatief of informatief) vast van de informatieve bijlagen die deel uitmaken van de norm zelf.  +
Deze nationale bijlage legt de keuzes vast uit de in NEN-EN 1991-1-4+A1+C2:2011 gegeven mogelijkheden en legt de voor Nederland geldende waarden vast voor de nationaal bepaalde parameters.  +
In deze nationale bijlage zijn de keuzes vastgelegd uit de in NEN-EN 1991-1-5+C1:2011 gegeven mogelijkheden en zijn de voor Nederland geldende waarden voor de nationaal bepaalde parameters vastgelegd. Hiermee kan worden aangetoond dat een bouwwerk het niveau van constructieve veiligheid bereikt zoals vereist in de Nederlandse bouwregelgeving. In de nationale bijlage zijn ook aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met de norm zelf. Dit kunnen normteksten zijn, maar ook informatieve teksten (bijvoorbeeld opmerkingen, toelichtingen). De nationale bijlage legt ook - voor gebruik in Nederland - de status (normatief of informatief) vast van de informatieve bijlagen die deel uitmaken van de norm zelf.  +
This National Annex specifies the options in NEN-EN 1991-1-6:2005 and NEN-EN 1991-1-6:2005/C1:2008 and the values of the Nationally Determined Parameters for use in the Netherlands. It also includes complementary text which is non-conflicting with the standard itself.  +
In deze nationale bijlage zijn de keuzes vastgelegd uit de in NEN-EN 1991-1-7+C1+A1:2015 gegeven mogelijkheden en zijn de voor Nederland geldende waarden voor de nationaal bepaalde parameters vastgelegd. Hiermee kan worden aangetoond dat een bouwwerk het niveau van constructieve veiligheid bereikt zoals vereist in de Nederlandse bouwregelgeving. In de nationale bijlage zijn ook aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met de norm zelf. Dit kunnen normteksten zijn, maar ook informatieve teksten (bijvoorbeeld opmerkingen, toelichtingen). De nationale bijlage legt ook - voor gebruik in Nederland - de status (normatief of informatief) vast van de informatieve bijlagen die deel uitmaken van de norm zelf.  +
In deze nationale bijlage zijn de keuzes vastgelegd uit de in NEN-EN 1991-2+C1:2015 gegeven mogelijkheden en zijn de voor Nederland geldende waarden voor de nationaal bepaalde parameters vastgelegd. Hiermee kan worden aangetoond dat een bouwwerk het niveau van constructieve veiligheid bereikt zoals vereist in de Nederlandse bouwregelgeving. In de nationale bijlage zijn ook aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met de norm zelf. Dit kunnen normteksten zijn, maar ook informatieve teksten (bijvoorbeeld opmerkingen, toelichtingen). De nationale bijlage legt ook - voor gebruik in Nederland - de status (normatief of informatief) vast van de informatieve bijlagen die deel uitmaken van de norm zelf.  +
Dit is de nationale bijlage bij NEN-EN 1992-1-1+C2:2011.  +
Deze nationale bijlage legt de keuzes vast uit de in NEN-EN 1992-1-2+C1:2011 gegeven mogelijkheden en legt de voor Nederland geldende waarden vast voor de nationaal bepaalde parameters. Eveneens zijn aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met het normblad zelf.  +
In deze nationale bijlage zijn de keuzes vastgelegd uit de in NEN-EN 1992-2+C1:2011 gegeven mogelijkheden en zijn de voor Nederland geldende waarden voor de nationaal bepaalde parameters vastgelegd. Hiermee kan worden aangetoond dat een bouwwerk het niveau van constructieve veiligheid bereikt zoals vereist in de Nederlandse bouwregelgeving. In de nationale bijlage zijn eveneens aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met het normblad zelf. Dit kunnen normteksten zijn, maar ook informatieve teksten (bijvoorbeeld opmerkingen, toelichtingen). De nationale bijlage legt ook - voor gebruik in Nederland - de status (normatief of informatief) vast van de informatieve bijlagen die deel uitmaken van het normblad zelf  +
Deze nationale bijlage legt de keuzes vast uit de in NEN-EN 1992-3:2006 gegeven mogelijkheden en legt de voor Nederland geldende waarden vast voor de nationaal bepaalde parameters. Eveneens zijn aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met het normblad zelf.  +
NEN-EN 1993-1-1 gives basic design rules for steel structures with material thicknesses t ≥ 3 mm. It also gives supplementary provisions for the structural design of steel buildings. These supplementary provisions are indicated by the letter “B” after the paragraph number, thus ( )B.  +
NEN-EN 1993-1-2+C2:2011/NB:2014 legt de keuzes vast uit de in NEN-EN 1993-1-2+C2:2011 gegeven mogelijkheden en legt de voor Nederland geldende waarden vast voor de nationaal bepaalde parameters. Eveneens zijn aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met het normblad zelf.  +
This National Annex specifies the options in NEN-EN 1993-1-3:2006 including C3:2009 and the values of the Nationally Determined Parameters for use in the Netherlands. Herewith it can be demonstrated that a construction work achieves the level of structural safety as required by Dutch building regulations. The National Annex also includes complementary text which is non-conflicting with the standard itself. This complementary text may be of normative nature, but also of informative nature (e.g. notes). Also decisions on the application (normative or informative) in the Netherlands of the informative Annexes to the standard itself are specified in the National Annex. The standard itself (and any amendment) lists the clauses where national choices may have to be made. If, at a later stage, Amendments or Corrigenda to the standard are published that contain further clauses (or amend existing clauses) with Nationally Determined Parameters, the current National Annex will then be amended to cover also these clauses. The system of the Eurocodes has not been developed for any specific European country. Nevertheless with these standards it can be demonstrated that a construction work achieves the level of structural safety as required by the building regulations, the possibilities for national choice having been detailed in the National Annexes. This National Annex and the standard itself are to be used within the system of the Eurocodes only, and shall not be used in conjunction with the series Technical Principles for Building Constructions - TGB 1990. The latter series has otherwise not been maintained since 1 April 2010. This National Annex is applicable in the Netherlands only.  +
This National Annex specifies the options in NEN-EN 1993-1-4:2006 and the values of the Nationally Determined Parameters for use in the Netherlands. It also includes complementary text which is non-conflicting with the standard itself.  +
Deze nationale bijlage legt de keuzes vast uit de in NEN-EN 1993-1-5:2006 gegeven mogelijkheden en legt de voor Nederland geldende waarden vast voor de nationaal bepaalde parameters.Eveneens zijn aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met het normblad zelf.De nationale bijlage legt ook - voor gebruik in Nederland (inclusief de BES-eilanden) - de status (normatief of informatief) vast van de informatieve bijlagen die deel uitmaken van het normblad zelf.  +
Natte kunstwerken en mechanische uitrustingen – overige regels waarin Eurocode 3 niet voorziet  +
Natte kunstwerken – overige regels waarin Eurocode 2 niet voorziet  +
O
De mate van hinder die het systeem of het gebruik van het systeem oplevert voor zijn omgeving (denk bv aan stof, geluid, trillingen en stank).  +
Kruising van (spoor)wegen waarbij de onderdoorgaande (spoor)weg ligt onder maaiveldniveau.  +
De waarschijnlijkheid dat onderhoud kan worden uitgevoerd binnen de hiervoor vastgestelde tijden onder gegeven omstandigheden. <br />Met onderhoud wordt hier bedoeld: Activiteiten die worden uitgevoerd met het doel de functies van een systeem gedurende de gebruiksduur op het vereiste kwaliteitsniveau in stand te houden.  +
Onderzoeksrapporten en literatuur  +
Eurocode 2: Ontwerp en berekening betonconstructies  +
Eurocode 8: Ontwerp en berekening van aardbevingsbestendige constructies  +
Eurocode 5: Ontwerp en berekening van houtconstructies  +
Deel 1-11: Ontwerp en berekening van op trek belaste componenten  +
Eurocode 4: Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies  +
Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies (en mechanische uitrustingen, inclusief fabricage en uitvoering)  +
Deel 1-8: Ontwerp en berekening van verbindingen  +
Open bakconstructie welke onder maaiveld ligt.  +
Zie ook onder “Beweegbare brug”. Beweegbare brug waarbij het val over de volle breedte draaiend om horizontale assen opengaat met behulp van de balans met contragewicht, die is opgelegd op de hameistijlen of hameipoort en met het val is verbonden door hangstaven.  +
Constructie, bedoeld om alleen matrix signaalgevers, dus geen bewegwijzering, op te hangen aan kunstwerken.  +
Overgangsconstructies voor bruggen  +
Overige materialen waar geen Eurocodes voor zijn  +
Overige ontwerprichtlijnen voor kunstwerken  +
Overige richtlijnen en documenten  +
In de grond of aardebaan aangebrachte plaatconstructie ter bescherming van leidingen.  +
Overzicht normatieve verwijzingen  +
P
Deel 5: Palen en damwanden  +
Een kolom (staander) in elke berm, met daarop of daartussen een ligger.  +
R
Aan bruggen mogen geen leidingen voor transport van brandbare, explosieve of agressieve vloeistoffen of gassen worden bevestigd.  +
Voor vervangbare onderdelen als bijvoorbeeld opleggingen, voegovergangen en (geluid)schermen zijn in de ROK of in de betreffende RTD afwijkende ontwerplevensduren voorgeschreven.  +
In aanvulling op NEN-EN 1990 + NB geldt: (8) Voor bruggen waarover zowel wegverkeer als spoorwegverkeer wordt afgewikkeld moet voor de bruikbaarheidsgrenstoestand en uiterste grenstoestand worden uitgegaan van het gelijktijdig voorkomen van extreme wegverkeers- en spoorwegverkeersbelastingen. Bij de toetsing op vermoeiing moet met gelijktijdigheid van voorkomen van wegverkeers- en spoorwegverkeersbelastingen rekening zijn gehouden.  +
Aardbeving moet worden beschouwd voor bruggen (bekende bijzondere belasting). De aardbevingsbelasting bestaat uit een gebiedsafhankelijk horizontale versnelling en een verticale versnelling volgens de ROK bepalingen bij NEN-EN 1998-1 - ROK-0407. Alleen bruggen in gevolgklasse 3 hoeven op aardbevingen te worden ontworpen.  +
Voor bruikbaarheidseisen en –criteria wordt tevens verwezen naar A2.4.2(3).  +
Toetsing aan het profiel van vrije ruimte van de onderdoorgaande rijbaan of vaarweg moet worden uitgevoerd uitgaande van de frequente waarde van de verkeersbelasting. Windbelasting en thermische belastingen hoeven voor die toets niet te worden beschouwd. Eventuele tijdsafhankelijke vervormingen (beton) moeten in rekening worden gebracht.<br /><br />Bij betonnen bruggen voor wegverkeer moet in verband met het voorkomen van trillingshinder de elastische doorbuiging ten gevolg van de frequente waarde van de verkeersbelasting voldoen aan:<p style="margin-bottom:11px"><span style="font-size:11pt"><span style="line-height:107%"><span style="font-family:Calibri,sans-serif"><span style="font-size:9.0pt"><span style="line-height:107%"><span style="font-family:" verdana="">U<sub>el</sub></span></span></span></span></span></span> ≤ L / 1000 voor L ≤ 3 m<br /><span style="font-size:11pt"><span style="line-height:107%"><span style="font-family:Calibri,sans-serif"><span style="font-size:9.0pt"><span style="line-height:107%"><span style="font-family:" verdana="">U<sub>el</sub></span></span></span></span></span></span> ≤ L / 300 voor L > 10 m</p>Voor een overspanning van 3 m < L ≤ 10 m moet rechtlijnig worden geïnterpoleerd tussen beide eisen.  +
Bruggen van Rijkswaterstaat moeten worden ingedeeld in gevolgklasse 3.  +
Voor specifieke ontwerpaspecten in verband met tunnelveiligheid wordt verwezen naar de Landelijke Tunnelstandaard (LTS).  +
<strong>Advies:</strong><br />Voor tunnels is het toegelaten om gebruik te maken van alternatieve ontwerp- en berekeningsregels, verschillend van de regels zoals in deze ROK gegeven zijn, op voorwaarde dat is aangetoond dat de alternatieve regels overeenstemmen met de van belang zijnde beginselen en ten minste gelijkwaardig zijn wat betreft de constructieve veiligheid, bruikbaarheid en duurzaamheid, die zou mogen worden verwacht bij gebruikmaking van de ROK. <br />Dit moet voor de start van het ontwerp afgestemd worden met de beheercommissie van de ROK (ROK-info@rws.nl).  +
Voor tunnels gelden ten minste de volgende ontwerplevensduren:<ul> <li>100 jaar voor alle onderdelen van de hoofddraagconstructie;</li> <li>100 jaar voor alle niet vervangbare essentiële onderdelen;</li> <li>100 jaar voor hoofddraagconstructie dienstgebouwen;</li> <li>50 jaar voor vervangbare onderdelen van beton;</li> <li>25 jaar voor vervangbare onderdelen anders dan van beton.</li></ul>  +
Voor de <span style="font-family:Times New Roman,Times,serif;">γ</span>- en <span style="font-family:Times New Roman,Times,serif;">ξ</span>-waarden moeten de waarden voor gebouwen worden aangehouden, zoals opgenomen in NEN-EN 1990/NB, A.1.3.1. In de onderliggende eisen zijn de waarden voor gevolgklasse 2 en 3 overgenomen met aanvullingen voor de belasting door (grond)water.<br /><br />Voor de belastingsfactoren voor verkeersbelasting wordt verwezen naar NEN-EN 1990/NB, A.2.3.1.  +
Tunnels in en onder hoofdwegen en onder hoofdvaarwegen moeten worden ingedeeld in gevolgklasse 3.  +
Voor geluidsschermen op kunstwerken in- en over hoofdwegen en hoofdvaarwegen moeten een ontwerplevensduur van 50 jaar en gevolgklasse 3 worden aangehouden.  +
Voor verkeerkundige draagconstructies moeten een ontwerplevensduur van 50 jaar en gevolgklasse 2 worden aangehouden.  +
Tot de blijvende belastingen van tunnels moet bijvoorbeeld ook ballastbeton, zandaanvulling tussen onderwaterbetonvloer en constructievloer, gewicht onderwaterbetonvloer en verankerd vulbeton in graafkamers van caissons worden gerekend.  +
<p>De belastingen door grond op constructies (bijvoorbeeld ecoducten) moeten zijn beschouwd als blijvende belastingen. In dit kader wordt opgemerkt dat volgens NEN-EN 1991-1-1, 2.1 (2) voor het grondgewicht een bovengrens- en ondergrenswaarde moet worden aangehouden en dat volgens 2.1 (5) rekening moet worden gehouden met veranderingen in vochtgehalte en dikte.</p><p>Indien geen informatie beschikbaar is over een eventuele verandering van de dikte gedurende de levensduur, mag worden aangenomen dat de bovengrens voor de dikte van het grondpakket 1,25 maal de gemiddelde dikte van het grondpakket (= bijvoorbeeld de ontwerpwaarde uit ecologische voorwaarden bij ecoducten) bedraagt met een minimum van de gemiddelde dikte vermeerderd met 0,25 meter.</p><p>Tevens moet rekening worden gehouden met de grondwaterstand en mogelijke wateraccumulatie op de constructie.</p><p>Rekening moet worden gehouden met plaatselijke belastingen door ophoping van grond als gevolg van het aanbrengen van het grondpakket in de uitvoeringsfase op bijvoorbeeld ecoducten.</p>  +
Voor ecoducten en andere constructies die met grond zijn afgedekt, geldt dat met Rijkswaterstaat moet worden overlegd of naast de blijvende belasting ook rekening moet worden gehouden met een opgelegde belasting door voertuigen (brandweer, onderhoudsvoertuigen). Indien hierover geen nadere afspraken zijn gemaakt, moet als verkeerbelasting uit worden gegaan van minimaal het tandemstelstel LM1 met α<sub>Q</sub> = 0.5 volgens NEN-EN 1991-2.<br /><br />Rekening moet worden gehouden met plaatselijke belastingen door voertuigen tijdens het aanbrengen van het grondpakket.  +
Voor betonnen bruggen moet in de berekening een asfaltpakket worden aangehouden van ten minste (140 + a) mm.<br /><br />Voor de maat a geldt:<br />a = (L-30) / 4 waarbij 0 mm ≤ a ≤ 30 mm<br /><br />waarin:<br />a = uitvulling in mm<br />L = grootste overspanning in m<br /><br />De maat a wordt enkel in rekening gebracht voor uitvullingen van onvlakheden en zeegafwijkingen. Uitvullingen om andere redenen moeten apart in rekening worden gebracht.  +
Bij toepassing van vloeistofleidingen in/aan/onder/op dekken van kunstwerken moet rekening worden gehouden met het gewicht van een volledig gevulde leiding en het effect ervan op de belasting van de constructie.<br/><br/>Bij toepassing van leidingen en leidingkanalen in holle ruimtes van kunstwerken of dekken van kunstwerken moet rekening worden gehouden met een eventuele lekkage van de leiding en het effect ervan op de belasting van het dek (belasting door vloeistof in deze ruimtes als gevolg van de lekkage).  +
<strong>Advies:</strong><br />Er mag worden uitgegaan van de nominale waarden van het eigen gewicht voor leuningen, veiligheidskeringen, afscheidingen, opstaande randen en andere brugaccessoires.  +
<p>Statische horizontale belastingen op leuningen en keringen (niet geschikt als voertuigkering) op kunstwerken moeten zijn ontleend aan Bijlage NB.A.</p><p>Voor een leuning als tweede kering (achter de voertuigkering) wordt verwezen naar de belastingen volgens ROK paragraaf 5.8, 4.8 (1) - ROK-0074.</p><p>Voor windbelasting (inclusief vermoeiing) op leuningen en keringen wordt verwezen naar ROK paragraaf 5.4 - ROK-0026, ROK-0027 en ROK-0028.</p><p>Voor overige eisen met betrekkingen tot leuningen en keringen op kunstwerken wordt verwezen naar ROK paragraaf 13.10 - ROK-0464 en ROK-0465.</p>  +
<p>Voor het gewicht van uitgehard/niet-uitgehard, gewapend/ongewapend normaal beton, licht beton en zwaar beton moet NEN-EN 1991-1-1 tabel A.1 bijlage A worden aangehouden.</p><p>Indien de hoeveelheid wapening leidt tot een volumiek gewicht groter dan 25 kN/m<sup>3</sup>, moet met dit hogere volumieke gewicht rekening gehouden worden.</p><p>Voor brugdekken van lichtbeton moet voor de gewichtsklasse LC de maximale waarde voor het volumieke gewicht van de betreffende klasse worden aangehouden.</p><p>Voor het gewicht van onderwaterbeton moet als ondergrens een volumiek gewicht γ van 23 kN/m<sup>3</sup> worden aangehouden.</p>  +
Voor het gewicht van staal volgens tabel A.4 bijlage A moet de hoogste waarde voor het volumieke gewicht worden aangehouden.  +
In afwijking van tabel A.6 in bijlage A moet voor het gewicht van zeer open asfaltbeton en dicht asfaltbeton een volumiek gewicht γ van 23.0 kN/m<sup>3</sup> worden aangehouden.  +
<p>Voor tunnels geldt dat de delen van de tunnel die belast worden met een brand volgens de koolwaterstofkromme of de RWS-brandkromme moeten voldoen aan de aanvullende eisen die in deze paragraaf van de ROK gesteld worden. Voor die delen die belast worden met een standaardbrandkromme mogen de eisen en tabellen uit de Eurocode voor standaard brand gevolgd worden.<br /><br />De opgelegde vervorming als gevolg van de temperatuurbelasting tijdens de brand wordt geacht geen invloed te hebben op de sterkte van de constructie tijdens de brand in relatie tot de bezwijktoestand. Dit geldt onder voorwaaarde dat de rotatiecapaciteit volodende is opdat herverdeling d.m.v. plastische scharnieren mogelijk is (zie ook NEN-EN 1992-1-1, 5.6). <br />Om deze reden hoeft de brandbelasting niet in rekening te worden gebracht bij het bepalen van de krachtswerking.<br />Dit geldt niet voor constructiedelen die de constructieve integriteit waarborgen waarvan de werking verloren kan gaan bij temperatuurbelasting, zoals stempels in toeritten (knik, pons, etc.). In deze gevallen moeten de gevolgen van temperatuurbelasting wel worden beschouwd.</p>  +
Vermoeiing door windbelasting moet in acht zijn genomen voor daarvoor gevoelige constructies (zoals bijvoorbeeld geluidsschermen en verkeerskundige draagconstructies, beide zoals genoemd in ROK Tabel 1-1). Met vermoeiing door windbelasting wordt hier bedoeld vermoeiing door het variabel zijn van de wind in de tijd als gevolg van bijvoorbeeld vlagen.<br /><br />Voor de vermoeiingsbelasting wordt verwezen naar NEN-EN 1991-1-4, bijlage B.3. Aanvullend onderzoek toont aan dat in het gebied N<sub>g</sub> <10 <sup>4</sup>, Δ S/S<sub>k</sub> functie van de eigenfrequentie en de hoogte, hoger dan bijlage B.3 kan uitvallen. In plaats van bijlage B.3 moet daarom tabel T0026 worden toegepast, waarin ook de omrekening van overschrijdingsfrequentie naar een discreet spectrum is verwerkt (aantallen wisselingen per grootte van de windbelasting). Voor tussenliggende waarden van de eigenfrequentie en de hoogte mag Δ S/S<sub>k</sub> lineair worden geïnterpoleerd. Het aantal lastwisselingen is gebaseerd op een referentieperiode van 50 jaar. Bij een afwijkende referentieperiode moet het aantal lastwisselingen (n) evenredig vergroot of verkleind worden.<br /><br />Aerodynamische aspecten, en vermoeiing als gevolg daarvan, zoals vortex en flutter, moeten volgens de daarvoor bestemde delen van NEN-EN 1991-1-4 worden beschouwd.  +
<p>Voor de terreincategorie moet worden uitgegaan van terreincategorie II (Onbebouwd gebied), tenzij terreincategorie 0 (Zee of Kustgebied aan zee) van toepassing is. Het windgebied moet volgens figuur NB.1 worden gekozen.</p><p>Los van dit uitgangspunt moet rekening worden gehouden met het effect van nabijgelegen, dan wel geplande hogere bouwwerken volgens 4.3.4(1).</p>  +
Voor de bepaling van de extreme stuwdruk moet gebruik worden gemaakt van uitdrukking (4.8) of van tabel NB.5 (rekening houdend met de referentieperiode). Bij gebruik van uitdrukking (4.8) mag de blootstellingstellingsfactor alleen bepaald worden met uitdrukking (4.9) en mag geen gebruik worden gemaakt van figuur 4.2.  +
<p>Voor tunnels moeten de volgende temperatuurverdelingen worden aangehouden. De gegeven waarden moeten in rekening worden gebracht zonder het gebruik van correctiefactoren (momentaanfactoren zijn gelijk aan 1)<br /><br /><u>Als gevolg van jaarlijkse temperatuurwisselingen.</u><br />Referentie temperatuur 15 <sup>o</sup>C, zie figuur F0029-1 en F0029-2.<br /><br />In een overgangsgebied tussen gesloten en open gedeelten moet over een lengte van 25 m tussen de waarden voor het gesloten en open gedeelte lineair worden geïnterpoleerd.<br /><br />De jaarlijkse temperatuurwisselingen volgens figuur F0029-1 gelden ook voor tunneldaken met een gronddekking van minimaal 1 meter. Bij een kleinere gronddekking moeten de jaarlijkse temperatuurwisselingen met een niet-stationaire berekening worden bepaald. Daarbij mag de volgende formule voor het verloop van de luchttemperatuur als functie van de tijd worden aangehouden:<br /><br />T(t) = -5 + 25 sin (t <span style="font-family:Times New Roman,Times,serif;">π</span> / 365)<br /><br />waarin:</p><table border="0" cellpadding="1" cellspacing="1"> <tr> <td>T(t)</td> <td>temperatuur in <sup>o</sup>C op tijdstip t</td> </tr> <tr> <td>t</td> <td>de tijd in dagen (0 ≤ t ≤ 365)</td> </tr> <tr> <td>sin</td> <td>sinus in radialen</td> </tr> </table><p><br />Zie voor vervolg onderliggende eisen.</p>  +
Voor de uitvoeringfase moeten de klimaatbelastingen (wind en temperatuur) worden aangehouden met een referentieperiode gelijk aan de ontwerplevensduur van de definitieve constructies.  +
<strong>Advies:</strong><br />Voor de belasting door ijs(druk) wordt verwezen naar NEN-EN 1991-1-7/NB 5.4.  +
<p>In aanvulling op tabel 4.1 moet voor dat de gelijkmatig verdeelde bouwbelasting door personeel (met handgereedschap) worden aangehouden:</p><table align="left" border="0" cellpadding="1" cellspacing="1"> <tbody> <tr> <td>q<sub>ca,k</sub> = 1,0 kN/m<sup>2</sup> </td> <td>voor A < 400 m<sup>2</sup></td> </tr> <tr> <td>q<sub>ca,k</sub> = (1,5 - (A/800)) x 1.0 kN/m<sup>2</sup> </td> <td>voor 400 m<sup>2</sup> ≤ A ≤ 800 m<sup>2</sup></td> </tr> <tr> <td>q<sub>ca,k</sub> = 0,5 kN/m<sup>2</sup> </td> <td>voor A > 800 m<sup>2</sup></td> </tr> </tbody></table><p>Hierbij is A het belaste gedeelte van het dek in m<sup>2</sup>, waarbij de plaats van dit belaste gedeelte zo ongunstig mogelijk aangenomen moet worden.</p>  +
Bij de berekening van hulpconstructies moet worden uitgegaan van CC3 voor constructies in en boven een in gebruik zijnde hoofd(vaar)weg en CC2 voor overige constructies.  +
<p>Bij het vervangen van opleggingen moeten CUR-Aanbevelingen 68 en 81 worden toegepast met de volgende aanvullingen en wijzigingen op CUR-Aanbeveling 68:</p><p><u>Gevolgklasse</u><br />Bij de berekening van de voor het vijzelen benodigde constructies, zowel tijdens het vijzelen als in de parkeerstand moet uitgegaan worden van CC3 voor constructies in en boven een in gebruik zijnde hoofd(vaar)weg en CC2 voor overige constructies.</p>  +
<strong>Toelichting</strong> op artikel 3.3 en 3.4.  +
Voor voetgangersbruggen en voor tijdelijke bruggen moeten dezelfde stootbelastingen door wegvoertuigen (aanrijding) worden aangehouden als voor overige typen bruggen.  +
De reductiefactor √(1-d/d<sub>b</sub>) mag voor de bepaling van de equivalente statische kracht niet worden toegepast behalve voor stootbelastingen op tijdelijke constructies.  +
<p>Binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn moet voor constructies over of grenzend aan wegen in NEN-EN 1991-1-7 tabel NB.2 - 4.2 uit worden gegaan van verkeerscategorie “Autosnelwegen, provinciale wegen en hoofdwegen”.</p><p>In tabel NB.2 - 4.2 moet “x” gedefinieerd worden als: x = richting // wegas, onafhankelijk van de rijrichting.</p><p>Afschermende constructies voor wegen die voldoen aan NEN-EN 1317 worden bij nieuwbouw niet beschouwd als een beperkende maatregel om een stootbelasting door wegverkeer tegen de bovenbouw te reduceren of te voorkomen.</p>  +
Er moet rekening worden gehouden met de bijzondere belasting tegen een ondersteunend element als gevolg van kantelen van de trein tegen de steunpunten volgens OVS00030-6, hoofdstuk 10, 6.7.4.  +
Voor Klasse B constructies moet rekening worden gehouden met het feit dat door de vergunning verlenende instantie (bijvoorbeeld Prorail) aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld. Het beleid van RWS zal erop gericht zijn om ondersteuningen ver van het spoor te plaatsen (bij voorkeur verder dan PVR+3m).<br/><br/>In afwijking van de Nationale Bijlage moeten bij klasse B constructies in gevolgklasse CC3 de krachten zijn ontleend aan tabel NB.4 – 4.4, vermenigvuldigd met een factor 1,0.  +
In aanvulling op de voorgeschreven scheepsstoten, moeten de volgende buitengewone belastingen door scheepvaartverkeer in rekening worden gebracht:<ol> <li>Vallende ankers;</li> <li>Slepende ankers;</li> <li>Gezonken schip.</li></ol>Vallende spudpalen moeten worden beschouwd als vallende ankers met het gewicht van de spudpaal.<br />Gezonken (zee)containers moeten worden beschouwd als gezonken schip.<br /><br />Zie onderliggende eisen.  +
<p>Voor het bepalen van de stootkrachten moeten de deterministische waarden worden aangehouden volgens de ROK aanvulling op 4.6.2 (1)-NEN-EN 1991-1-7, ROK-0716 of waarden verkregen uit een probabilistische analyse, waarin onder meer de verschillende scheepvaartklassen, geladen en ongeladen situatie, bijbehorende bevaarbare waterstanden, getijdebeweging en alle mogelijke aanvaarhoeken worden beschouwd. De bezwijkkans van het kunstwerk als gevolg van stootbelasting uit rivier- en kanaalverkeer mag niet groter zijn dan 10<sup>-5</sup>/jaar, in lijn met NEN-EN 1991-1-7, 3.2 (1). Toepassing van voornoemde probabilistische analyse vereist instemming, verkregen via het ROK-loket.</p>  +
Dit artikel is niet van toepassing.  +
In aanvulling op dit artikel moeten alle mogelijke boegvormen worden beschouwd.  +
<p>In afwijking op de Nationale Bijlage, 4.6.3 (1) behorend bij NEN-EN 1991-1-7 is onderstaande tekst van toepassing voor een harde botsing tegen starre constructies.</p><p>Starre constructies die kunnen worden aangevaren door zeeschepen met een aanvaarhoek van 63 graden tot 90 graden moeten worden berekend op de aanvaarkrachten als beschreven in onderstaande tabel T0047.</p><p>Starre constructies die kunnen worden aangevaren door zeeschepen met een aanvaarhoek kleiner dan 63 graden moeten worden berekend met de formules als voorgeschreven in de ROK aanvulling op 4.6.2 (1) (ROK-0716) en een aanvaarkracht als voorgeschreven in tabel T0047 onder F<sub>dx</sub>.</p>  +
In aanvulling op dit artikel moeten alle mogelijke boegvormen worden beschouwd.  +
Dit artikel is niet van toepassing.<br/>Voor de stootkracht door wrijving (F<sub>R</sub>) zie het gedeelte over de zijdelingse kracht bij aanvaarhoeken kleiner dan 63<sup>o</sup> in de aanvulling op NEN-EN 1991-1-7, 4.6.3 (1).  +
<p>Bij tunnels volgens de categorieën B, C, D of E hoeft, in relatie tot het interne risico, voor de verkeerskokers geen rekening te worden gehouden met ontploffingen. Voor tunnels volgens categorie A moet alleen met de effecten van een ontploffing rekening worden gehouden als de specifieke omstandigheden, in relatie tot het externe risico, daar aanleiding toe geven.</p><p>In de betonconstructie ingebedde rioleringsbuizen moeten bestand zijn tegen een constante interne overdruk van 800 kN/m.<sup>2</sup></p>  +
<p>Bij kunstwerken moeten maatregelen worden getroffen in geval van aanwezigheid van (drijf)ijs. Deze maatregelen bestaan uit, beschermende maatregelen die het optreden van ijsbelasting voorkomen of beperken en/of constructieve maatregelen die de constructie bestand doen zijn tegen de optredende ijsbelastingen. Informatie over ijsbelastingen is te vinden in de EAU 2012, CUR Rapport 166 en Stuvorapport 59.</p>  +
Voor de bepaling van de locatie waar aardbeving in rekening moet worden gebracht en de grootte van het aardbevingseffect (verticale en horizontale versnellingen) wordt verwezen naar de ROK bepalingen bij NEN-EN 1998-1 - ROK-0407.  +
De verkeersbelasting volgens deze norm is ook van toepassing op door verkeer belaste delen van kunstwerkencategorieën anders dan bruggen.  +
<strong>Toelichting</strong> op artikel 1.4 NEN-EN 1991-2.  +
De definitie geldt ook voor een leuning langs een niet voor het publiek toegankelijke inspectiepad.  +
<p>Zie voor dit aspect de aanvulling in de ROK op NEN-EN 1990, A.2.2.1 - ROK-0003.</p><p>Voor bruggen waarover zowel wegverkeer als spoorwegverkeer wordt afgewikkeld, moet voor de SLS en ULS worden uitgegaan van het gelijktijdig voorkomen van extreme wegverkeers- en spoorwegverkeersbelastingen. Bij de toetsing op vermoeiing moet met gelijktijdigheid van voorkomen van wegverkeers- en spoorwegverkeersbelastingen rekening zijn gehouden.</p>  +
Bij de bepaling van de statische belastingen is in de norm uitgegaan van een gemiddelde kwaliteit van de (asfalt)deklaag. Op basis van dit uitgangspunt mag worden aangenomen dat de dynamische effecten op de belastingen reeds zijn verwerkt in de verschillende statische belastingsmodellen. <br/><br/>Bij de bepaling van de vermoeiingsbelastingen (4.6.1 (6)) is in de norm uitgegaan van een goede kwaliteit van de (asfalt)deklaag. Op basis van dit uitgangspunt mag worden aangenomen dat de dynamische effecten op de belastingen reeds zijn verwerkt in de verschillende vermoeiingsbelastingsmodellen voor vermoeiing. <br/><br/>Reductie van de statische belastingen volgend uit het verschil in dynamische effecten tussen een (asfalt)deklaag van goede en gemiddelde kwaliteit is niet toegestaan.  +
In alle gevallen mag voor de afstand van de rand van de verkeersbrug tot de rijweg geen grotere afstand dan 1,40 m worden aangehouden. Tussengelegen bermconstructies moeten als rijweg worden beschouwd.<br/><br/>Opmerking: Fiets- / voetpaden die verder dan 1,40 m vanaf de rand van de verkeersbrug zijn gelegen worden dus als rijweg met autoverkeer beschouwd.  +
Voor de bepaling van de correctiefactoren α<sub>Q1</sub>, α<sub>q1</sub> en α<sub>qr</sub> moet worden uitgegaan van N<sub>obs</sub> ≥ 2.000.000 vrachtwagens per jaar per rijstrook voor zwaar verkeer.  +
Vervang bij (3) de term ‘uitzettingsvoegen’ door ‘voegovergangen’.  +
In de Nationale Bijlage, 4.3.5 (3) wordt verwezen naar 5.2.1(3). Deze verwijzing moet naar 5.3.2.1 (3) zijn.  +
<p>De gegeven waarde is een ondergrens. De constructies die aan weerszijden op de voegen aansluiten, moeten worden ontworpen op de krachtswerking die vanuit de voegen optreedt.</p><p>Voor aansluitkrachten bij het veel gebruikte principe van een buigslappe voeg wordt verwezen naar RTD 1023.</p>  +
De belastingsmodellen voor vermoeiing die bij de toetsing van de materialen beton (en beton- en voorspanstaal) en staal moeten worden gehanteerd, kunnen in de volgende normen worden gevonden:<ul> <li>Beton, beton- en voorspanstaal: NEN-EN 1992-2/NB, 6.8.7 (101)</li> <li>Staal: NEN-EN 1993-2/NB, 9.4.1 (6)</li> <li>Staal-beton: NEN-EN 1994-2/NB, 6.8.4</li></ul><p>Voor beton (en beton- en voorspanstaal) moet belastingsmodel 1 of 4b (met vervanging van tabel NB.8, zie onder 4.6.5) worden gehanteerd.</p><p>Voor staal moet belastingsmodel 4a worden gehanteerd.</p><p>Voor staalbeton betekent dit dat voor de stalen onderdelen belastingsmodel 4a moet worden gehanteerd en voor beton (en beton- en voorspanstaal) belastingsmodel 1 of 4b (met vervanging van tabel NB.8, zie onder 4.6.5). Als alternatief mag 4b (met vervanging van tabel NB.8, zie onder 4.6.5) voor het geheel (staal en beton) worden gehanteerd.</p>  +
Verwezen wordt naar de aanvulling bij NEN-EN 1991-2, 4.2.1 (1) opm. 3 - ROK-0058.  +
Tabel NB.8 moet worden vervangen door tabel T0066.  +
Voor N<sub>obs,a,sl</sub> bij belastingsmodel 4b moet het totaal aantal voertuigen volgens tabel T0066, ROK-0066 worden aanhouden (2.250.000 per jaar).  +
De regenstroom- of reservoir-telmethode moet niet worden uitgevoerd per vrachtwagen maar, waar nodig, voor de set van vrachtwagens (of een karakteristieke deelverzameling hieruit). De volgorde van de vrachtwagens moet random worden gekozen, waar nodig rekening houdend met de dwarsverdeling volgens NEN-EN 1991-2, figuur 4.6.  +

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 22 sep 2020 om 13:10.