ROK-0821
Id-724541a3-a490-45f5-902e-aea052aa90cd /
Eistekst
Bij grondkerende wanden in GC2 en GC3 dient het grondonderzoek ten minste te bestaan uit sonderingen ter plaatse van de wand, met een tussenafstand van niet meer dan 25 m, en uitgevoerd tot ten minste 2 m beneden het inbrengniveau.
Bij verankerde wanden met een grondkerende hoogte van 10 m of meer, moeten tevens ter plaatse van de ankerschotten of ankerlichamen sonderingen gemaakt worden met een onderlinge afstand van niet meer dan 25 m.
Toelichting
Links
Paragraaf ROK | NEN 9997-1 |
---|---|
Brondocument |
Geotechnisch ontwerp van constructies – Deel 1: Algemene regels. |
Referentiedocumenten |
Damwandconstructies (6 druk, deel 1+2) inclusief Errata (2014)e |
Objecttype |
Kunstwerk |
Periode |
Ontwerpfase |
De eigenschap “Voorkeurslabel” (als paginatype) met de invoerwaarde “Bij grondkerende wanden in GC2 en GC3 dient het grondonderzoek ten minste te bestaan uit sonderingen ter plaatse van de wand, met een tussenafstand van niet meer dan 25 m, en uitgevoerd tot ten minste 2 m beneden het inbrengniveau. Bij verankerde wanden met een grondkerende hoogte van 10 m of meer, moeten tevens ter plaatse van de ankerschotten of ankerlichamen sonderingen gemaakt worden met een onderlinge afstand van niet meer dan 25 m.” bevat ongeldige tekens of is onvolledig en kan daarom onverwachte resultaten veroorzaken tijdens een opvraag- of annotatieproces.
Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 17 aug 2021 om 10:12.