Id-fc464e8a-2b1a-4d14-9094-85403d5febac: verschil tussen versies

Id-fc464e8a-2b1a-4d14-9094-85403d5febac
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{#element: |Elementtype=Systeemeis |Label (nl)=5.3.4-NEN-EN 1090-2, Spiraalgelast buismateriaal |Definitie (nl)=Voor spiraalgelast buismateriaal gelden de volgende...')
 
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
{{#element:
{{#element:
|Elementtype=Systeemeis
|Elementtype=Systeemeis
|Label (nl)=5.3.4-NEN-EN 1090-2, Spiraalgelast buismateriaal
|Label (nl)=5.3.1-NEN-EN 1090-2, Spiraalgelast buismateriaal
|Definitie (nl)=Voor spiraalgelast buismateriaal gelden de volgende aanvullingen:<ol> <li>Van elke toe te passen lengte spiraalgelaste buis moet, in geval deze in een geautomatiseerd procedé is gefabriceerd, minimaal 10% van de spiraallaslengte worden gecontroleerd m.b.v. UT conform tabel 7-8. Onderzoek moet minimaal uitgevoerd worden aan de buiseinden, over een lengte van minimaal 500mm. De rapportage van de spiraallascontrole maakt in beide gevallen deel uit van de opleveringsdocumentatie.</li> <li>De lasnaden moeten visueel voldoen aan NEN-EN-ISO 5817 kwaliteitsniveau C, waarbij de aanwezige lassen een maximale overdikte volgens tabel 5 van NEN-EN 10219-2 mogen hebben.</li> <li>De reparatielengte van de spiraallas van de geleverde buis af fabriek mag maximaal 10% van de buislengte bedragen.</li> <li>Punt 1 geldt ook in details waar glijgeleiding lassen kruist. Om mechanische schade op conserveringen te voorkomen moeten glijblokken worden voorzien van afschuiningen zodat de conservering niet wordt aangestoten met haakse randen.</li> <li>Bij toepassing van spiraalgelaste buizen moet door middel van een vermoeiingsberekening in het UO worden aangetoond dat de buispaal niet wordt overbelast bij plaatsing, verwijdering en/of gebruik. Eventuele restricties die dit oplevert ten aanzien van in te zetten materieel moeten expliciet worden benoemd.</li></ol>
|Definitie (nl)=Voor spiraalgelast buismateriaal gelden de volgende aanvullingen:<ol> <li>Van elke toe te passen spiraalgelaste buis moet, in geval deze in een geautomatiseerd procedé is gefabriceerd, minimaal 10% van de spiraallaslengte worden gecontroleerd m.b.v. UT conform tabel 7-8. Onderzoek moet minimaal uitgevoerd worden aan de buiseinden, over een lengte van minimaal 500mm, en daar waar rondnaden of andere aansluitingen moeten worden gerealiseerd. De rapportage van de spiraallascontrole maakt in beide gevallen deel uit van de opleveringsdocumentatie.</li> <li>De lasnaden moeten visueel voldoen aan NEN-EN-ISO 5817 kwaliteitsniveau C, waarbij de aanwezige lassen een maximale overdikte volgens tabel 5 van NEN-EN 10219-2 mogen hebben.</li> <li>De reparatielengte van de spiraallas van de geleverde buis af fabriek mag maximaal 10% van de buislengte bedragen.</li> <li>Punt 1 geldt ook in details waar glijgeleiding lassen kruist. Om mechanische schade op conserveringen te voorkomen moeten glijblokken worden voorzien van afschuiningen zodat de conservering niet wordt aangestoten met haakse randen.</li> <li>Bij toepassing van spiraalgelaste buizen moet door middel van een vermoeiingsberekening in het UO worden aangetoond dat de buispaal niet wordt overbelast bij plaatsing, verwijdering en/of gebruik. Eventuele restricties die dit oplevert ten aanzien van in te zetten materieel moeten expliciet worden benoemd.</li></ol>
|Bronlabel=NEN-EN 1090-2, Spiraalgelast buismateriaal
|Bronlabel=NEN-EN 1090-2, Spiraalgelast buismateriaal
|Lid van=Id-3060a6db-15e5-e911-a2e0-00155d641201
|Lid van=Id-3060a6db-15e5-e911-a2e0-00155d641201
Regel 12: Regel 12:
|Id=SYS-00832
|Id=SYS-00832
|Biebid=ROK-00832
|Biebid=ROK-00832
|Eiscodering=5.3.4
|Eiscodering=5.3.1
|Sortering=190
|Sortering=200
}}
}}

Versie van 29 jun 2021 13:08

5.3.1-NEN-EN 1090-2, Spiraalgelast buismateriaal
ROK(13 C)



Eistekst

Voor spiraalgelast buismateriaal gelden de volgende aanvullingen:

  1. Van elke toe te passen spiraalgelaste buis moet, in geval deze in een geautomatiseerd procedé is gefabriceerd, minimaal 10% van de spiraallaslengte worden gecontroleerd m.b.v. UT conform tabel 7-8. Onderzoek moet minimaal uitgevoerd worden aan de buiseinden, over een lengte van minimaal 500mm, en daar waar rondnaden of andere aansluitingen moeten worden gerealiseerd. De rapportage van de spiraallascontrole maakt in beide gevallen deel uit van de opleveringsdocumentatie.
  2. De lasnaden moeten visueel voldoen aan NEN-EN-ISO 5817 kwaliteitsniveau C, waarbij de aanwezige lassen een maximale overdikte volgens tabel 5 van NEN-EN 10219-2 mogen hebben.
  3. De reparatielengte van de spiraallas van de geleverde buis af fabriek mag maximaal 10% van de buislengte bedragen.
  4. Punt 1 geldt ook in details waar glijgeleiding lassen kruist. Om mechanische schade op conserveringen te voorkomen moeten glijblokken worden voorzien van afschuiningen zodat de conservering niet wordt aangestoten met haakse randen.
  5. Bij toepassing van spiraalgelaste buizen moet door middel van een vermoeiingsberekening in het UO worden aangetoond dat de buispaal niet wordt overbelast bij plaatsing, verwijdering en/of gebruik. Eventuele restricties die dit oplevert ten aanzien van in te zetten materieel moeten expliciet worden benoemd.

Toelichting

Bovenliggende eisen




Links

Paragraaf ROKNEN-EN 1090-2, Spiraalgelast buismateriaal
Brondocument
Het vervaardigen van staal- en aluminiumconstructies – Deel 2: Technische eisen voor staalconstructie
Referentiedocumenten  
Koudvervaardigde gelaste buisprofielen voor constructiedoeleinden van ongelegeerd en fijnkorrelig staal - Deel 1: Technische leveringsvoorwaarden
,
Lassen - Smeltlasverbindingen in staal, nikkel, titanium en hun legeringen (laserlassen en elektronenbundellassen uitgezonderd) - Kwaliteitsniveaus voor onvolkomendheden
Objecttype
Kunstwerk
Periode
Ontwerpfase
,
Uitvoeringsfase


De eigenschap “Voorkeurslabel” (als paginatype) met de invoerwaarde “Voor spiraalgelast buismateriaal gelden de volgende aanvullingen: Van elke toe te passen spiraalgelaste buis moet, in geval deze in een geautomatiseerd procedé is gefabriceerd, minimaal 10% van de spiraallaslengte worden gecontroleerd m.b.v. UT conform tabel 7-8. Onderzoek moet minimaal uitgevoerd worden aan de buiseinden, over een lengte van minimaal 500mm, en daar waar rondnaden of andere aansluitingen moeten worden gerealiseerd. De rapportage van de spiraallascontrole maakt in beide gevallen deel uit van de opleveringsdocumentatie. De lasnaden moeten visueel voldoen aan NEN-EN-ISO 5817 kwaliteitsniveau C, waarbij de aanwezige lassen een maximale overdikte volgens tabel 5 van NEN-EN 10219-2 mogen hebben. De reparatielengte van de spiraallas van de geleverde buis af fabriek mag maximaal 10% van de buislengte bedragen. Punt 1 geldt ook in details waar glijgeleiding lassen kruist. Om mechanische schade op conserveringen te voorkomen moeten glijblokken worden voorzien van afschuiningen zodat de conservering niet wordt aangestoten met haakse randen. Bij toepassing van spiraalgelaste buizen moet door middel van een vermoeiingsberekening in het UO worden aangetoond dat de buispaal niet wordt overbelast bij plaatsing, verwijdering en/of gebruik. Eventuele restricties die dit oplevert ten aanzien van in te zetten materieel moeten expliciet worden benoemd.” bevat ongeldige tekens of is onvolledig en kan daarom onverwachte resultaten veroorzaken tijdens een opvraag- of annotatieproces.


Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 29 jun 2021 om 13:08.