Scheepvaartsvriendelijke constructies

Id-2a1a6feb-a006-3c4e-3e88-265d92b986c5

Eigenschappen

Id270
Label (nl)Scheepvaartsvriendelijke constructies
VraagIk heb twee vragen over het ROK artikel betreffende de eisen over de toetsing van scheepvaartsvriendelijke constructies.

(1) In ROK 5.10 (1.6) wordt gesteld dat voor categorie a de totale belasting middels elastische vervorming op moet worden genomen en (constructie + grondlichaam) niet plastisch mag vervormen of bezwijken. In combinatie met figuur 5-4 lijkt dit bedoeld voor zowel de BGT als de UGT. De constructie wordt dan feitelijk ontworpen op de UGT met een maximale spanning van 70% van de vloeispanning. Dit lijkt een trendbreuk met vroegere meerpaal berekeningen waar werd ontworpen op de BGT met een maximale spanning van 90% van de vloeispanning (Handboek Schutsluizen).

De eis impliceert dat er in de UGT geen gebruik mag worden gemaakt van de plastische capaciteit van de constructie. Hiermee zou het geen zin meer hebben om constructies in doorsnedeklasse 1 of 2 te ontwerp. Is het in doorsnede klasse 1 en 2 toegestaan om (bij bijvoorbeeld een statische belasting van een troskracht) in de UGT op Mpl *70% te toetsen of moet dit daadwerkelijk op Mel * 70%? Uit literatuur (Bruijn, 2004 – zie bijlage) blijkt dat ook bij dynamische belastingen juist in de plastische tak veel energie gedissipeerd kan worden en de veiligheid (in doorsnede klasse 1 en 2) in de plastische tak gevonden kan worden. Hiermee wordt in die studie geconcludeerd dat vroeger berekende meerpalen voldoende veilig zijn. Is een dergelijke methode (mits voldoende onderbouwd) als meer geavanceerde alternatieve benadering toegestaan?

(2) In ROK 5.10 (1.6) wordt gesteld dat voor de UGT uit moet worden gegaan van de rekenwaarden van de grondparameters. Voor een statische belasting (troskracht) is dit duidelijk. Voor een dynamische belasting leidt een aanpassing van de grondparameters ook tot een aanpassing van de vervorming en daarmee van de kracht op om de juiste arbeid te komen.

Is het toegestaan/bedoeld om voor dynamische belastingen conform de NIC te rekenen in twee stappen (representatieve grondparameters voor het moment en de dwarskracht en rekenwaarden voor de inbedding)?
Antwoord(1): ‘Scheepvaartvriendelijke’ voorzieningen worden ontworpen om de gebruiksbelasting zonder schade te doorstaan, keer op keer. Ook het bij deze gevallen normaal manoeuvrerende schip behoort geen schade op te lopen. Een afmeerbelasting is zo’n gebruiksbelasting.

Plastisch vervormen is bij dat normale gebruik niet toegestaan; plastisch vervormen = schade, ongeacht de vorm waarin die optreedt (vloei, breuk, blijvende scheefstand, etc). Omdat aan de belastingzijde onder deze omstandigheden wordt uitgegaan van een karakteristiek (dus geen extreem) belastingniveau, en normaliter op stalen constructies de materiaalfactor al op 1,0 staat, is voor het verkrijgen van een gebruikelijke veiligheid het invoeren van een maximaal toelaatbaar spanningsniveau nodig. Dit is gesteld op 70% van de elastische vloeispanning voor staal, en op de gebruikelijke rekenwaarden voor grond. De in het systeem aanwezige resterende capaciteit (zowel elastisch als plastisch) kan vervolgens benut worden voor calamiteuze situaties (bijvoorbeeld ter bescherming van een achterliggende constructie). Ontwerpen in profielklassen 1 en 2 kan wel degelijk zinvol zijn, aangezien achter een scheepvaartvriendelijke voorziening in het algemeen een constructie ligt of staat (kade, beschoeiing, brugpijler) met een beperkte aanvaringsbestendigheid. De scheepvaartvriendelijke voorziening fungeert in die situatie als een opofferingswerk.

De toets vindt in UGT plaats, bij beloopbare voorzieningen aangevuld met een check op het peil van het loopbordes, waar de verplaatsing niet groter mag zijn dan 500mm i.v.m. de veiligheid van de op de loopvoorziening mogelijk aanwezige personen.

(2): Indien met ‘de NIC’ de ‘Handreiking Rekenmethodieken NIC’ wordt bedoeld: dit is geen officiële publicatie en mag niet als referentie toegepast worden, zie de opmerking daarover op pagina 70 van ROK 1.4.

In een volledig dynamisch model is het logisch om met representatieve parameters te rekenen (met gevoeligheidsanalyse op de relevante parameters) en vervolgens ten behoeve van doorsnedetoetsing partiële factoren op de gevonden uitkomsten toe te passen. Dergelijke modellen zien we niet of nauwelijks voor deze toepassing, in het algemeen wordt de dynamica vertaald in een statisch of semi-statisch model. Daarbij is het stappenplan van de CUR166 te volgen (uiteraard voor zover relevant voor de constructie).
Brondocument1.4

Relaties

VertrekpuntRelatieEindpunten
Scheepvaartsvriendelijke constructiesEis aan Objecttype

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 31 mrt 2024 om 23:36.